De schuld in rekening courant van een directeur aan zijn BV loopt in zes jaar op van bijna 1 miljoen naar bijna 1,7 miljoen euro, inclusief bijgeschreven rente. Er is geen schriftelijke overeenkomst, geen aflossingsschema en er zijn geen zekerheden gesteld. De opgenomen bedragen zijn gebruikt voor levensonderhoud. De Belastingdienst legt aanslagen op voor de jaarlijkse toename van de schuld.

Financiële positie
De DGA heeft een eigen woning en een tweede woning, samen waard € 703.000, en een bankschuld van € 127.000. Daarnaast heeft hij de aandelen in zijn BV, waard € 1.649.250 en een schuld aan zijn BV van € 1.678.000. Per saldo is dus sprake van een positief vermogen. Maar van inkomen is geen sprake.

Terugbetaling niet aannemelijk
De rechter vindt het aannemelijk dat de opgenomen bedragen niet meer zullen worden terugbetaald aan de BV. Ze zijn immers aangewend voor de betalingen voor het levensonderhoud en de belastingschulden. De rechtbank overweegt hierbij dat de DGA al een reeks van jaren op deze manier voorziet in zijn levensonderhoud. Een andere bron van inkomsten om in zijn levensonderhoud te voorzien ontbreekt. Bovendien heeft hij geen actie ondernomen om een van de onroerende zaken te verkopen of op andere wijze een aflossing op de rekening-courant te doen.

Afboeking door belastingheffing over toename rekening courant
De omstandigheid dat door de belastingheffing over de toename de rekening-courant voor dat deel kan worden afgeboekt, maakt dit niet anders. Die afboeking kan immers enkel door afboeking van de winstreserves en dat impliceert dat de gelden het vennootschapsvermogen definitief hebben verlaten.

Mogelijke verkoop bezittingen BV
De DGA voert aan dat de BV beschikt over een aandelenpakket dat verkocht kan worden. Ook dit acht de rechter niet relevant. De vermogenstoestand van de schuldeiser, de BV,  is immers niet relevant voor de beoordeling of de schuldenaar aan zijn verplichtingen kan of zal voldoen. Dat de DGA aandeelhouder is van de schuldeiser maakt dat niet anders.

Bewustheid
De rechter vindt aannemelijk dat de BV en de DGA zich bewust waren of dat hadden moeten zijn, dat de aldus door de BV verstrekte gelden niet meer zouden worden terugbetaald en zodoende definitief aan de vennootschap zijn onttrokken. De aanslagen zijn daarom terecht opgelegd.

Let op: De Belastingdienst heeft veel aandacht voor toenemende schulden van de DGA aan de eigen BV. Adviseurs wijzen hun relaties daar regelmatig op. Terecht, zo blijkt ook weer uit deze uitspraak.